Historisch boek IJlst door Jan Tabak
‘_Wêr sjogg’ jo sa’n romte, sa’n greiden, sa’n blomte, wêr sjogg’jo
sa’n romte yn de maaitiid as by ús…_’ )* zingt men hier. Daar is het
moeras met prielen, poelen en kreken en ja met ‘zoutpotten’. (putten
waar vroegere eeuwen zout uit gewonnen werd.) Daar is ook het vee. Daar
roepen _de skrizen, de ljippen, de ljurken en tsjirken.)_‘Waar vind men zo’n ruimte, zulke weilanden, zoveel bloemen in de
lente als bij ons. Hier roepen de grutto’s, de kieviten, de leeuweriken
en de tureluurs.’
Hier wonen vrije mensen, die leven van vissen, jagen, bescheiden
veeteelt en akkerbouw. Hier, op de grens van zoet en zout water is leven
en wonen goed! Ze hebben wat koeien en geiten en schapen. De koeien
worden gemolken en de schapen geschoren, en hoe brengen ze in die tijd
die koeien die schapen naar het grazige land, hoe halen ze de melk?
Natuurlijk met een boot. Een roeiboot met wat houten emmers en vaten…
Geen belangrijker instrument in dit waterland dan een schip. Primitief?
Klein misschien maar sterk en doeltreffend. Hier wordt boter gemaakt,
turfgestoken, vee gehoed, worden dijken opgeworpen, , sloten gegraven,
huizen gebouwd, schepen ‘getimmerd’. Grote en kleine schepen. Ieder
verstaat dit vak. In dit land moet je alles kunnen. Enkelen zijn vaklui,
geworden en worden ‘scheepstimmerman’. Sommigen zijn briljant, zij
worden ‘meesterscheepstimmerman’! Hier ontstaat een cultuur, een kunst,
elk schip is een pronkstuk, een levend wezen bijna. Friese en IJlster
schippers waren zeelui. Naar Schotland voeren ze, naar Portugal of door
de Sont naar de Oostzee. Het middeleeuwse verkeer rond IJlst, ging over
water. en dat was in 1950 nog zo. Zonder schip kwam je hier nergens.